Overslaan en naar de inhoud gaan

IV - orale switch

Wanneer switchen naar oraal?

- Patiënt moet hemodynamisch stabiel zijn. Tevens moeten de tekenen en verschijnselen van de infectie aan het verbeteren zijn en de temperatuur en een evt. leukocytose moeten een duidelijke tendens tot normaliseren vertonen.

- Patiënt moet in staat zijn medicatie oraal in te nemen en er mogen geen aanwijzingen zijn voor malabsorptie.

- Met het orale regime moeten ter plekke van de infectie voldoende hoge spiegels bereikt worden.

- Met inachtneming van bovengenoemde is een switch meestal verantwoord na twee tot drie dagen intraveneuze therapie.  

  Orale therapie is meestal onmogelijk in geval van: 

  • meningitis, intracraniële abcessen
  • endocarditis
  • ernstige weke-delen infecties, zoals bijv. groep-A-streptokokken infecties
  • mediastinitis
  • infecties van/met kunstmateriaal, o.a. lijnsepsis
  • S. aureus bacteriëmie
  • Pseudomonas sepsis (in overleg)
  • Legionella pneumonie
  • cystic fibrosis
  • ongedraineerde abcessen en empyeem
  • bij diepe neutropenie (granulocyten < 500 mm3) verdient intraveneuze therapie de voorkeur.

Bij leverabcessen, gedraineerde empyemen, osteomyelitis en artritis kan evt. in overleg / na verbetering van de infectieparameters na twee weken worden overgegaan op orale medicatie.

NB. Het is niet altijd nodig bij ernstige infecties intraveneuze therapie te geven. Geneesmiddelen zoals fluconazol, clindamycine, co-trimoxazol, ciprofloxacine, levofloxacine, moxifloxacine, doxycycline, metronidazol  en rifampicine kunnen -indien geïndiceerd- vanaf het begin van de behandeling oraal gegeven worden.